Gybels René
Ik zou een kerstkind zijn maar was enkele uren over tijd en zag het levenslicht op 26 december 1934 als zevende in een rij die nog zou aangroeien tot tien kinderen. Mijn vader, een kleine zelfstandige met een groot gezin, slaagde er als bierhandelaar net in om de eindjes aan mekaar te knopen. Mijn oudere broers gingen al vroeg uit werken om hun steentje bij te dragen in de kosten van ons groot gezin. Ik mocht studeren maar moest op mijn vrije dagen mijn vader vergezellen op zijn bierronde. Studeren was avond- en soms ook wel nachtwerk. In die tijd was het nog gebruikelijk dat de brouwer een rondje trakteerde. Vele dorpsfiguren waren op de afspraak in de cafés om gratis een glaasje mee te pikken. Ik observeerde hen aandachtig en luisterde geboeid naar hun verhalen die, alhoewel vaak dezelfde, toch steeds straffer werden. Mijn vader was een echte entertainer. Hij vertelde vaak over vroeger. ’s Avonds, terwijl we allen gezellig rond de Leuvense stoof zaten, zong hij met zijn mooie stem volkse liedjes. Van in mijn jeugd is de liefde voor al wat volks is mij bijgebleven. Veel van de liedjes die mijn vader zong, vind je terug in mijn toneelwerken en in “Het dorpsplein”, “Het verloren schaap” en “ Ballade van het platteland” spelen de dorpsfiguren uit mijn kinderjaren duidelijk herkenbaar een rol.
In 1953 beëindigde ik mijn humaniorastudies. Ondanks een goed resultaat was verder studeren niet aan de orde en dus wachtte mij mijn legerdienst. In dienst van het vaderland ‘lag’ ik in Duitsland in de Taborakazerne in Aken. Deze tijd inspireerde mij later voor “Het soldatenlief” of “Nora von Tabora.” Achttien maanden later en vijftien kilo’s zwaarder keerde ik terug naar het burgerleven. Ik vond werk als bediende op de Kolenmijn van Beringen en begon al snel hogere studies economie en boekhouden in het avondonderwijs. Zo kon ik in dienst treden van de Katholieke Universiteit van Leuven.
Als toneelschrijver was ik een laatbloeier en schreef ik pas op mijn vijftigste mijn eerste korte toneelwerkjes. Daarna volgden vooral blijspelen, enkele kluchten, een komische thriller en een tragikomedie. Mijn toneelwerken zijn onderbouwd met een verhaal, vaak recht uit het leven gegrepen, waar de toeschouwer iets van meedraagt. Alhoewel met een lach en een traan worden heikele thema’s zoals roddel in de dorpsgemeenschap, eenzaamheid bij oudere mensen en pesterijen op de werkvloer niet gemeden. Door mijn werk aan de universiteit en daar ik mij ook op sportief vlak graag manifesteerde als fervent wandelaar en jogger – met als uitschieters vier dodentochten en enkele halve marathons -, werd het schrijven nachtwerk. De meeste van mijn werken kwamen dan ook tot stand in de vroege ochtenduren.