Kleine lieden, vrome zielen
Inhoud van het stuk
Moeder Stans, de oude boerin, weigert het roer op de boerderij uit handen te geven en zorgt voor problemen in het gezin van haar zoon Pier en zijn zieke vrouw Anna. ’t Menneke, een stroper, maakt de bossen van de baron onveilig voor haas en konijn. Hij is voortdurend op de vlucht voor de garde. Ook de pastoor is niet bepaald zijn beste vriend. In ruil voor af en toe een langoor mag ’t Menneke in de schuur overnachten. Hij vertelt dan fantastische verhalen over Arabel, een oude heks, die hem overal achtervolgt. Bekka, een zigeunermeisje dat in huis werd opgenomen, wil op zoek naar haar ouders. Fons, de zoon van de boer, is gaarne bereid met haar mee te gaan. Hij voelt immers niets voor de boerenstiel. De knecht Lowie en zijn zus Marieke moeten later de boerderij maar overnemen. Op zekere nacht droomt ’t Menneke dat hij aan de hemelpoort staat. Bij de gratie van Sint–Pieter verneemt hij wie zijn ouders zijn en hoe het de mensen in zijn onmiddellijke omgeving in het hiernamaals zal vergaan. Bij zijn ontwaken neemt ’t Menneke zijn droom voor waarheid en doet stoute voorspellingen.
Beschikbaar in de digitale uitleendienst
Leen dit stuk
Spreekt dit stuk je aan en wil je dit graag uitlenen voor jou toneelgezelschap? Aarzel niet om een mailtje te sturen naar uitleendienst@vta.be.